(1) Slijtage van de mesrand: de borstelharen zijn te groot of de maat wordt groter (snijvorm); Maat verkleinen (ponsen); Slechte vlakheid. Slijp of vervang de ponsmatrijs opnieuw.
(2) Geen geleider: De geleidepen of een ander positioneringsapparaat functioneert niet, de feeder is niet ontspannen of de diameter van de geleidepen is niet groot, waardoor het onmogelijk is om de geleider te corrigeren. Het positioneringsblok is versleten en de afleverafstand is te lang.
(3) Te korte matrijs: verhoogde kromming, onvoldoende afschuining, onvolledige vorming.
(4) Onvoldoende vluchtgat: samengedrukt, bekrast of vervormd. Maak het vluchtgat schoon of vergroot de diepte van het vluchtgat.
(5) Onvoldoende uitwerping: ongelijkmatige invoer, gebogen materiaalstroken, slechte loslating, trekken aan de bovenmal en verlengde uitwerping.
(6) Onjuiste uitwerping: Onjuiste configuratie van de uitwerppen, onjuiste veerkracht of overmatige uitwerping. Pas de elasticiteit aan of verander de positie of hoeveelheid pennen; Korte pasvorm van verkopen en slijpen.
(7) Slechte materiaalgeleiding: De lengte van de geleideplaat is niet groot of de opening tussen de geleideplaten is te groot, of de mal en de invoermachine zijn scheef of de afstand tussen de mal en de invoermachine is te lang.
(8) Snijvervorming: Sommige gebogen delen kunnen geen overlapping van materiaal toestaan en moeten elke keer worden losgelaten, of de schijfspanning kan worden overwonnen door drukplaten of schuifdiagonalen.
(9) Buigvervorming: extrusie bij de bovenste bocht; Het nauwe contactgat wordt vervormd onder spanning en de kracht is ongelijk. De schuine pons is niet lang genoeg.
(10) Ponsvervorming: het materiaal is ongelijkmatig verdraaid, de afmetingen nemen toe of de excentriciteit is asymmetrisch.
(11) Impactvervorming: Het product ondergaat impactvervorming als gevolg van sterke blaasdruk of door zwaartekracht.
(12) Extrusie van zwevende spanen: zwevende of fijne spanen die op het oppervlak van de mal achterblijven of vreemde voorwerpen die vervorming veroorzaken tijdens de extrusie.
(13) Onjuiste materialen: Een onjuiste materiaalbreedte of plaatdikte, evenals een onjuist materiaal of materiaalhardheid, kunnen ook tot defecten leiden.
(14) Slecht ontwerp: Slechte technische inrichting en instelling van de openingen maken het moeilijk om dit te verhelpen, tenzij het ontwerp wordt gewijzigd.

